Keerzijde
Bij gebruik vermelden: Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
Bij gebruik vermelden: Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
Detail
Bij gebruik vermelden: Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
Bij gebruik vermelden: Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
Detail
Bij gebruik vermelden: Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
Bij gebruik vermelden: Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
Detail
Bij gebruik vermelden: Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
Bij gebruik vermelden: Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
Detail
Bij gebruik vermelden: Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
Bij gebruik vermelden: Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
Detail
Bij gebruik vermelden: Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
Bij gebruik vermelden: Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
Detail
Bij gebruik vermelden: Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
Bij gebruik vermelden: Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
- TekstMaria met kind
Utrecht, ca. 1430
ABM bh494
Op een wel heel bijzondere plaats is dit beeld teruggevonden. Een man in Ankeveen, een dorp dichtbij Utrecht, vindt het in de jaren twintig van de vorige eeuw op zijn zolder. Waarschijnlijk is het afkomstig uit de Martinuskerk in zijn woonplaats. Hoe het op de zolder terecht is gekomen, is niet bekend. Omdat de sculptuur jarenlang in de openlucht heeft gestaan, zijn verschillende onderdelen aangetast. Zo ontbreken onder meer Maria’s kroon en de handjes van Christus. - soort tekstzaaltekst tentoonstelling
- voor tentoonstellingOntsnapt aan de Beeldenstorm : middeleeuwse beeldhouwkunst
- geschreven in2012
- Huidige locatieNiet in het museum te zien
- ObjectnummerABM bh494
- Objectnaambeeld
- TitelMaria met kind
- Vervaardigeronbekend (Utrecht)
- Datering1425 - 1434
- Materiaaleikenhout, verf
- Afmetingen
- 128.0 cm
- 43.0 cm
- 28.0 cm
- Verwervingsmethodeschenking
- Verwervingsdatum1931
- BeschrijvingMaria is staande voorgesteld, rustend op haar linkerbeen. Zij draagt het naakte Christuskind op haar linkerarm. Dit heeft het bovenlichaam en gezicht driekwart naar links gewend en greep mogelijk met de nu verdwenen handjes naar een voorwerp dat Maria hem met haar, eveneens verdwenen, rechterhand aanreikte. Maria's sierlijke linkerhand ondersteunt zijn linkerbeentje. Haar vingers drukken in zijn vlees. Maria staat op een klein, vlak grondje.
Maria's ovale gelaat is omgeven door golvende haarstrengen. Haar hoofd is bedekt door een sluier. Boven op haar hoofd de aanzet van een kroon. Ze draagt een hooggegord kleed met ronde hals. Het ligt in platte plooien rond haar middel en bedekt in hoekige kreukels de grond. Haar wijde mantel is voor de borst gesloten en verhult het lichaam bijna geheel. Ze heeft haar mantel onder haar rechterarm door geslagen en onder haar gordel vastgezet. Aan de linkerzijde heeft de stof een aantal diepe, schotelvormige plooien gevormd, aan de rechterzijde hangt een rijke bundeling van pijpplooien neer.
Polychromie:
Sporen van meerdere lagen polychromie. Resten van een witte grond en/of overschildering. Op de sluier helderrood, deels op het kale hout. Op de binnenzijde van de mantel achtereenvolgens: blauw, roze, helderrood en vergulding op donkerrode bolus. De mantel toont verschillende soorten blauw: poederig diepblauw en een meer pasteus lichter blauw. Op het pasteuze blauw op de mantelrand sporen vergulding en een reeks (bijbehorende?) ingeponste puntjes. Aan de achterzijde van de mantel onder het blauw resten van vergulding op oranjerode bolus.
Techniek:
Aan de achterzijde uitgehold tot en met de aanzet van de kroon. Zeer brede gutssporen in de uitholling. Op drie plekken, ter plaatse van zeer diepe plooien, is deze doorbroken en gedicht met niet oorspronkelijke plankjes: onderaan links, midden rechts en bovenaan rechts in de uitholling. Ter hoogte van de pijpplooien en in de linker schouder een grote noest.
Beide bovenarmen zijn aangezet met drie houten pennen. Het deel links verving mogelijk een zeer noestige plek, die onder het aangezette deel nog zichtbaar is. Achter in de rug van het kind een rechthoekig blokje, waarschijnlijk eveneens ter vervanging van een noest.
Boven in het hoofd van het kind een rond gat, 1/1,5 cm doorsn. x ca. 5 cm d. (werkbankspoor?).
Staat:
Vele aangetaste delen van het beeld zijn ingevuld met vloeibaar hout en met geelbruine verf geretoucheerd. Vooral veel invullingen in: Maria's rechterschouder en arm, de plooien bij deze arm, de grote schotelplooien, grote delen van de plooien in het onderste deel van het beeld. Aan de voorzijde onder het standvlak een moderne spie. De franje links aan de sluier lijkt later ingesneden.
Ontbreken: de kroon, een deel van de plooien links achteraan (lijmresten, ofwel bijwerking van een wormstekige plek), de rechterhand van Maria (pengat met restant pen aanwezig).
Afgebroken: twee vingers en een vingertop van Maria's linkerhand (spijkergat in breukvlak); beide onderarmen van het kind (links spijker in knie en groot pengat met spijkergaatje; rechts bijgezaagd, twee spijkergaten); zijn linkervoetje (spijkergat in breukvlak); kleine delen van de grond en de randen van de kleding; delen uit de rug van het kind.
Grote, gescheurde, noestige plek bij de rechterarm van Maria. De aanzet van de kroon is gescheurd. Wat oppervlaktescheuren en scheuren bij noesten en aangevulde plekken. Het middendeel van Maria's linker middelvinger is losgescheurd.
In de rand van de uitholling restanten van spijkers. Mogelijk van een voormalige afdichting.
Het oppervlak is op vele plaatsen aangetast, vooral boven op het hoofd van het kind, aan de linkerzijde van Maria, langs de onderzijde en aan de achterzijde links. - OpmerkingenAanwinstenboek: Rijnlands, ca. 1415-20; later: Middelrijns, ca. 1430.
Weise 1924: niet in bibl.
Jaarverslag 1931: Duits, ca. 1420; een vrij onconventionele figuur van het type der veel verspreide "schöne Madonnen". Het stuk verkeerde bij binnenkomst in zeer slechte staat omdat het blijkbaar jarenlang onbeschut buiten had gestaan. Het was daardoor ten dele verteerd, ondanks herhaald schilderen en zelfs witkalken. De verflagen werden verwijderd en de vergane gedeelten versterkt.
Geisler 1957: Moezelgebied (met dank aan Th. Müller). Foutief vermeld als zich bevindend in het Centraal Museum. Geisler vindt het beeld nauw verwant met de ligfiguur van Anna von Freiburg (gest. 1427) van het graf van haar en haar echtgenoot Markgraaf Rudolf III van Hachberg-Sausenberg (gest. 1428) te Rötteln bij Lorrach. Zij geeft als mogelijke verklaring voor de gelijkenis een gezamenlijk voorbeeld, zoals een beroemd beeld van Maria met kind. [Van Vlierden: de overeenkomst tussen beide stukken is slechts oppervlakkig]
Laren 1958: Middelrijn, ca. 1430. Afkomstig uit de parochiekerk van Ankeveen.
Utrecht 1962 (Bouvy): Middelrijns, ca. 1430. Reeds verwijzing naar de vondst van Leeuwenberg, die in Museum Marés in Barcelona een identiek notenhouten beeld aantrof. Deze "Virgen del Pimiento" beschouwt hij als een kopie naar een soortgelijk beeld als ABM bh494.
's-Gravenhage 1963: Middelrijn (Keulen), ca. 1430.
Müller 1963: kent geen Middelrijnse stukken uit eikenhout. Het materiaal spreekt volgens hem waarschijnlijker voor een ontstaan aan de Nederrijn of in de Nederlanden, net zoals het notenhout van de Maria in het Museum Marés, Barcelona, waarvan de publicatie door Leeuwenberg is aangekondigd.
Leeuwenberg 1965: De "Virgen del pimiento", een notenhouten Maria met kind, waarbij Maria het kind een paprika aanbiedt, is (in zijn authentieke delen) zeer gelijkend op de iets kleinere Madonna uit Ankeveen. Dit laatste is volgens Leeuwenberg in een schuurtje te Ankeveen ontdekt en stamt mogelijk uit de kerk aldaar. De Ankeveense madonna is zeker Noord-Nederlands, ca. 1450. De stijl van het beeld te Barcelona is volgens Leeuwenberg wel Spaans. Vooral het detail met de gespreide vingers van de linkerhand, die in het beentje van het kind drukken is exact gelijk aan dat te Ankeveen. Het linkergedeelte wijkt echter af. De plooien zijn ondieper en vertonen een andere structuur, omdat het stuk in later tijd werd vernieuwd. Leeuwenberg houdt de vraag open of beide stukken naar één Nederlands voorbeeld zijn gesneden ofwel dat het wat later ontstane Spaanse stuk gekopieerd is naar een tweede op Ankeveen gelijkend exemplaar.
Clasen 1974: Nederland, 1ste kw. 15de eeuw. Verwijzing naar de grafsteen in Rötteln, waaruit Clasen verwante ontwikkelingen in de Nederlanden en het Rijnland afleidt. Als voorbeeld van de Nederlandse eindfase in de ontwikkeling van de Schöne Stil.
Keulen 1978 (De Werd): gevonden in een schuur bij Ankeveen. De Werd is het niet eens met Geislers herkomst uit het Moezelgebied. Hiertegen spreekt het gebruikte eikenhout en het in Barcelona aanwezige stuk. Kenmerkend is de frontaliteit, verbonden met de beweeglijke plooival en de gemaniëreerde elegantie. De ernst van het stuk en de strenge houding verbinden het met een Madonna in Qualburg (Kleef-Gelre). De Werd oppert een ontstaan aan het hof van de Utrechtse bisschop.
Klinckaert 1990: Noord-Nederland, ca. 1430. Klinckaert rekent het stuk tot een grote en sterk verspreide groep Schöne Madonna's waartoe ook de Madonna's in Bonn en Thorn gerekend kunnen worden. Kenmerkend voor deze groep zijn de diepe, zijwaarts vallende, schotelvormige plooien van de voor het lichaam geslagen en onder de linkerarm geklemde mantel, die ter hoogte van de linkerarm in een rijke plooiencascade neervalt. Klinckaert ziet verwantschap met een spiegelbeeldige Maria met kind uit de Marienkirche te Gdansk. Hij ziet overeenkomst in de plooival, de plooien op de borst, de manier waarop de mantel is gesloten en de sierlijke houding van de rechterhand. De Madonna uit Ankeveen is echter veel zwaarder en breder uitgewerkt en ook haar karakter is koeler en ernstiger. In dit opzicht sluit zij aan bij een aantal madonna's uit Kleef-Gelre, zoals de Madonna uit Qualburg. Klinckaert ziet de Madonna van Ankeveen als een lokale, in karakter Noord-Nederlandse interpretatie van het Schöne Madonna-type, waartoe ook de Madonna van Gdansk en die van Barcelona behoren. Voor de toeschrijving aan Utrecht is onvoldoende vergelijkingsmateriaal.
Defoer 1991 (inv.vel.): De madonna vertoont nauwe verwantschap met een houten madonna in het Suermondt Ludwig-Museum in Aken (inv.nr. SK 316, eikenhout, h. 46 cm), die door Pinder midden 15de eeuw wordt gedateerd (Pinder 1929, p. 346, afb. 332) en door Grimme begin 16de eeuw (Grimme 1963, p. 78, nr. 37 en Aken 1977, nr. 150). Met name de haardracht van deze madonna, de houding van moeder en kind en de wijze waarop Maria met haar linkerhand het been van Jezus ondersteunt zijn nauw verwant. De draperie van het Akense stuk lijkt een latere ontwikkeling van ABM bh494 te zijn.
Utrecht 1994: foutief Middelrijn, ca. 1430. In de tekst: Nederlands.
Gent 1994 (Steyaert): Utrecht, ca. 1430. Utrechtse variant van het Boheems-Duitse "Schone Madonna"-thema. De beeldhouwer was, mogelijk via Keulse modellen, vertrouwd met Centraal-Europese typen als de Madonna van Thorn. De meest directe stilistische voorganger is de Madonna van Gdansk, toegeschreven aan een kunstenaar uit de Nederlanden, die in het Baltische gebied werkzaam was. De Madonna van Ankeveen is evenwel frontaler en rechter. Navolgingen van dit type in een serie latere Utrechtse Madonna's die door export en beïnvloeding een grote Europese verspreiding genoten. Het vroegste voorbeeld daarvan is de Madonna in Barcelona. Een Madonna uit Trier (cat.nr. 83), Utrecht, ca. 1450-60?, is een rechtstreekse afstammelinge van de groep van Ankeveen. Overeenkomsten in het gelaatsype van Maria, de schikking van de drapering de gebogen beweging van de plooien vanuit het centrum naar Maria's rechtervoet, en de gespreide, gemaniëreerde vingers van haar linkerhand. Een tussenstadium in de ontwikkeling van deze twee werken vormt een Maria met kind in het Suermondt-Ludwig-Museum te Aken, dat daarom vermoedelijk eveneens Utrechts is en dateert rond 1450.
Rijk 1995: Nederrijn, ca. 1430. Van Blarcum vond het beeld op zolder van zijn boerenwoning, vlak bij het Rechthuis (Rijk verwijst naar een artikel in de Gooi- en Eemlander d.d. 18-1-1978, hangmap) Algemeen wordt aangenomen dat het stuk oorspronkelijk afkomstig is uit de middeleeuwse Martinuskerk. Het stuk zou overeenkomsten vertonen met een Maria met kind in het Schnütgen-Museum te Keulen (inv.nr. 841) en die in Qualburg.
Detroit 1997: Noord-nederland, ca. 1430. Vergeleken met een ivoren Maria met kind uit een polyptiek (Utrecht, ca. 1450-75; Detroit, Institute of Art, inv.nr. 23.149).
Van Vlierden: De plooival van het ivoren beeld komt niet overeen met die van ABM bh494. NB Defoer heeft bovendien grote twijfels over de echtheid van een aantal ivoren, door Randall Utrechts genoemd (zie R. Randall, 'Dutch ivories of the fifteenth century', in: Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek 45 (1994), p. 127-140).
Het stuk werd in 1993 gerestaureerd (Becker, Delft). Hierbij werd vastgesteld dat het met witte olieverf overschilderd is geweest. Het stuk was verder aangevuld met stopverf (hoofden) waarmee ook de scheuren waren gedicht. Dit werd gebeitst en daarna was alles door een dikke waslaag bedekt. De wijsvinger van Maria was met stopverf en spijkers aangevuld.
Alle aanvullingen en witte verf zijn verwijderd. De storende scheuren zin ingevuld met eikenhout en vloeibaar hout, wat is bijgekleurd met aquarelverf. Het hout is geconserveerd met kunsthars. Becker vond resten van oude polychromie, smaltblauw en rood, die direct op het hout zijn aangebracht. Dit is volgens haar een aanduiding dat het stuk een buitensculptuur was. Volgens Beckers reconstructie was de buitenzijde van de mantel blauw, de binnenzijde en het kleed waren rood, de gordel verguld. Langs de mantel een vergulde rand met een bies van ingeponste punten.
Van Vlierden: De kleurreconstructie van Becker komt overeen met de gevonden resten. Alleen de roze kleur aan de binnenzijde van de mantel en het nog daaronder gelegen blauw en de onder het blauw liggende vergulding op de mantel lijken erop de wijzen dat deze reconstructie niet de alleroudste afwerking weergeeft, maar dat het stuk nog één of meer oudere afwerkingen heeft gehad. De vergulding op donkerrode bolus, die op de binnenzijde van de mantel is aangetroffen dateert van na de blauw-rode fase. Het stuk was dus niet van begin af aan een buitensculptuur en niet oorspronkelijk als zodanig afgewerkt. - LiteratuurverwijzingenMittelalterliche Bildwerke aus Utrecht 1430-1530 (Dagmar Preising), 2013, p. 169-170, cat. nr. 2, afb.Middeleeuwse beelden uit Utrecht 1430-1530 (Micha Leeflang), 2012, p. 169-170, cat. nr. 2, afb.Some remarks to the significance of the so-called Beautiful Madonnas in the art and religiosity of the Teutonic state of Prussia (Monika Jakubek-Raczkowska), 2011, p. 88, afb. 5Die “Schönen Madonnen” auf dem Gebiet des ehemaligen Deutschordensstaates Preussen : ein Beitrag zum Problem der künstlerischen Tradition im späten Mittelalter (Monika Jakubek-Raczkowska), 2009, p. 247, afb. 9Rzezba Gdanska przelomu XIV I XV wieku (Monika Jakubek-Raczkowska), 2006Hout- en steensculptuur van Museum Catharijneconvent, ca. 1200-1600 (M. van Vlierden), 2004, p. 29 kleurafb., 84, 97, 99The art flamand et hollandais : le siècle des primitifs 1380-1520 (Christian Heck), 2003, afb. 620Images in ivory : precious objects of the Gothic Age (Peter Barnet), 1997, p. 269, afb 73aLaat-middeleeuwse heiligenbeelden uit het Gooi (Agnes de Rijk), 1995, afb. 2Route langs dertig middeleeuwse beelden [N-E] = A tour featuring thirty medieval sculptures (M. van Vlierden), 1994, afb., nr. 1Laat-gotische beeldhouwkunst in de Bourgondische Nederlanden (John W. Steyaert), 1994, Gent 1994, cat. nr. 81Die Parler und der Schöne Stil, 1350-1400 : europäische Kunst unter den Luxemburgern (Anton Legner), 1978, deel 1, p. 115, afb.Sprokkelingen van een reis op het Iberisch schiereiland (Jaap Leeuwenberg), 1965, m.n. p. 242-243, afb. 6Kunst uit kerkelijke musea in Nederland (H.J.A.M. van Haaren), 1963, cat. nr. 69Buchbesprechung: D. Bouvy, Beeldhouwkunst Aartsbisschoppelijk Museum Utrecht, Utrecht 1962 (Th. Müller), 1963, m.n. p. 247Beeldhouwkunst : Aartsbisschoppelijk Museum Utrecht (D.P.R.A. Bouvy), 1962, cat. nr. 24Kunstbezit rondom Laren, 13e - 20e eeuw , 1958, cat. nr. 6, afb. 1-2Oberrheinische Plastik um 1400 (Irmingard Geisler), 1957, p. 31, afb. 87Die schönen Madonnen : ihr Meister und seine Nachfolger (K.H. Clasen), p. 79, 214Jaarverslag Aartsbisschoppelijk Museum Utrecht , 1931, m.n. p. 1-2, afb.De Noordnederlandse houtsculptuur uit de periode van de 'Internationale Stijl' in het Rijksmuseum Het Catharijneconvent te Utrecht (J.W. Klinckaert), afb. 6
- Opmerkingen?Ziet u een fout of heeft u extra informatie over dit object?
Laat het ons weten!