Nederlands Nederlands
Taal wijzigen
  • EnglishEnglish
  • Zoeken
  • Resultaten
  • Details
  • Aanvragen

Laden

image
Bij gebruik vermelden: Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
  1 / 6 
 Objectgegevens
image
Detail, tekst
Bij gebruik vermelden: Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
  2 / 6 
 Objectgegevens
image
Detail, tekst
Bij gebruik vermelden: Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
  3 / 6 
 Objectgegevens
image
Detail, tekst
Bij gebruik vermelden: Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
  4 / 6 
 Objectgegevens
image
Bij gebruik vermelden: Museum Catharijneconvent, Utrecht, foto Ruben de Heer
  5 / 6 
 Objectgegevens
image
Deze afbeelding is niet beschikbaar in hoge resolutie. Neem contact op met Arno van Os via adm.vanos@catharijneconvent.nl om deze afbeelding te bestellen.
  6 / 6 
 Objectgegevens
  • Tekst
    TRYOMPH VAN SWERELTS RIJCKDOM
    Noord-Nederland, 1663
    RMCC s100

    Op deze voorstelling van de brede weg en de smalle weg, rijdt de triomfwagen van de figuur van de Rijkdom op de brede weg. Haar wagen, waarbij ondeugden als zotheid, dronkenschap en wellust schuilgaan, wordt direct gevolgd door de Dood. Met zijn wagen rijdt hij vorsten, prelaten, geleerden en een bijbelse figuur als Simson onder de voet. Links ziet men de tempel van de menselijke Fortuin. Rechts de enge poort en de smalle weg naar het hemels Jeruzalem. Gods hand houdt de weegschaal vast, waarin de bijbel zwaarder weegt dan de tekenen van wereldlijke waardigheid. De vele moraliserende teksten en allegorische figuren doen denken aan de rederijkerswereld. Het schilderij kan in verband gebracht worden met de Haarlemse rederijkers.
  • soort tekst
    zaaltekst vaste opstelling
  • geschreven in
    2005
  • Huidige locatie
    Niet in het museum te zien
  • Objectnummer
    RMCC s100
  • Objectnaam
    schildering
  • Titel
    Triompf van werelts rijck, allegorische voorstelling van de brede en de smalle weg
  • Vervaardiger
    Monogrammist L.V.C. (schilder)
  • Datering
    1663
  • Materiaal
    olieverf, paneel
  • Afmetingen
    • 76.0 cm
    • 97.0 cm
    • 88.0 cm
    • 110.5 cm
    • 4.0 cm
  • Verwervingsmethode
    aankoop
  • Verwervingsdatum
    1983
  • Beschrijving
    Gemonogrammeerd en gedateerd op de steen rechts: J [teken] L Inventor LVC (letters ineen en boven elkaar) Pinxit 1663. Onder de tekst in de derde kolom eveneens het monogram LVC met de toevoeging: schripzit. De voorstelling is gedeeltelijk gebaseerd op prenten door Cornelis Cort naar ontwerp van Maarten van Heemskerck uit 1564, De kringloop van het menselijk handelen, nr. 2 en 3 (New Hollstein, Maarten van Heemskerck, 2, nr. 483 en 484, afb.).

    In de zwarte rand aan onderzijde: Trijomph van werelts rijck, Daer door bedrochs pracktijck, onmatich veel aentrecken, om dat die diese heeft, vaeck in schijn wellust leeft, en ondeucht waent te decken. De blinde wellust boeijt veel, aen ’t geen dat verfoeijt. van ons dienden te wesen, want sij baert slavernij, die daer is godts partij, gelijck men klaer kan lesen. In godts verbont en wet, die ons los en vrij set, en kan en sal bevrijen, Door waere ootmoets boet. in Christij dierbaer bloet: van ’swerelts slavernijen.
    In drie kolommen de volgende teksten. Eerste kolom:
    O rijckdom heerelijck, let op bedrochs pracktijck, al schijnt gij seer verheven, want opinij verkeert. wert van ’t bedroch verheert, Door lust tot staet gedreven, / En oock door giericheijt, wert opinij verleijt, wie dat haer gaet liefkoosen, want vrees en prijkel swaer, werden angels gewaer, bij de gestrooijde roosen, / Daer om past op u stuck, of u naeckt ongeluck, door de geen die u trecken, soo naeckt u grooten druck, al acht gij ’t voor geluck, ondeucht te konnen decken, / Want den hoogmoet seer wreet, vaeck plaecht met harten leet, sonder eenich ontfermen, En druckt geduerich stijf, met angels siel en lijf, en luijstert na geen kermen, / want het blint werelts hert, lijt bij rijckdom veel smert, eert licht stroost kan verwerven, Als het verlaten moet, ’t gewenste wereltsgoet, twil vaeck veel liever sterven, / Want ’t hert vol van staet sucht, godts wet en tucht ontvlucht, twelck niet baert dan qua vruchten. En onrust boven maet lijthij die godt verlaet, en doet de siel swaer suchten, / Om dat thert aerts gesint, geen ware rust en vint. vervreemt van ’tlicht des hemels, want die sijn hert hier stelt, op aertsche staet of gelt, vaeck swaerder als de kemels. / Gaen door een naeldenoogh, soo traeg ’taerts hert om hoogh, tot godt niet wel kan raken, Die svleijs lust niet verlaet, wellust rijckdom en staet, sal ’t hemels swaerlijck smaken, / Want christus heeft geseijt, dat men door neersticheijt. d’enge poort in moet dringen, Door het geloof oprecht, met hoop aen liefd gehecht, gerechticheijt voort bringen. / Rechtmatich naer godts wet, voorsichtich onbesmet, stantvastich door godts gracij, En christij dierbaer bloet, datmen niet suchten moet, op ’t leste och, och lacij. / Alst niet baten en mach, al het droevigh geklach, maer truerich dan moet hooren, Daelt inder hellen poel, bij alt duijvels gewoel, om eeuwigh sijn verlooren, / Nochtans ter werelt veel, haer hert en sin geheel, op d’aertsche rijckdom setten, om leven naer s vlees lust, wel gemoet en gerust, vergeeten soo godts wetten. / Maer opinij verkeert, wert van ’t bedroch verheert, door lust tot staet gedreven, ’t welck vaeck baert giericheijt, die menich mensch verleijt, vervreemt vant godlijck leven, / Want angst door vreese swaer, met prijckel vol gevaer, den rijckdom vaeck swaer trecken, En sulcx veel niet verweest[?] die hem hier dwaes [...], dat sulcx ondeucht kan decken, /
    Tweede kolom:
    ’t sij met juweel of gout. daer elck schier meest op bout, of kleeding groots en prachtich, Om ’t aensien bij den mensch, te verkrijgen na wensch, dus lijckt men door schijn machtich, / te plegen gulsicheijt, onder vrooijlijck bescheijt, ’t welck onkuijs doet verleijden, ’t baert quade luijheijt vuijl, ’t welck menich droeven kuijl, tot wanhoop doet bereijden, / Door sulcks veel vals banckroet, speelen met wesen goet, door ’t rustich bancketeeren, gelijcker menich doet, die soo goet, siel en bloet, achtloos verdebosieeren, / Met dobb’len en gespeel, ’t welck baert meenich krakeel, en doet vaeck bloet vergieten, men truckt, jicktackt verkeert, dit wort noch geflateert, goet tijt verdrijf te hieten, / Doch meenigh vroom gemoet, moet door sulck vals banckroet, speelen, bedroeft swaer suchten. Dat men soo slecht recht doet, van dees boosheijt verwoet, baert goddeloose vruchten, / Want meenigh kloeck en stout, schijn-heijlig in dees fout, haer Eer wanen te houwen, Dese ondeuchden dan schijn-rijckdom decken kan, ’t welck veel te spaed sal rouwen, / En veel ondeuchden meer, die veel verleijden veer, wie sulcks hem waent te passen, Maer die van sulcks niet keert, is van ’t bedrogh verheert, die haer so sal verrassen, / En voeren haer ter steed’, daer sij nimmermeer vreed’, sullen mogen verwerven, want niet dan herten leet, dit geselschap en smeet, en baert een droevich sterven. / want die soo dwaes verleijt, wiert door schijnheijligheijt, en die staetsucht geloofden, En opinijs bedrogh, graegh swalgen als goet sogh, Die soo haer siel ontroofden, / Door de nijt boos van aert, die met afgonst gepaert, rijckdom en staet snel volgen, en de doot die niet spaert, heeft zoo in schijn welvaert, roofgierig veel verswolgen,/’t sij door vergif of sweert, heeft afgunst veel verheert, nijt[?] tracht te ruwijneeren, wie boven hem regeert, of int minst domineert, om selfs te triompheeren, / en door bedroghs pracktijck, hem selfs te maken rijck, aensienlijck voor de weerelt, Die haer dienaers verraet met haer wellust en staet, al toont sij schoon bepeerelt, / soo geeft sij in haer perck, haer dienaers loon na werck, wie dat haer gaet liefkoosen, want die st[...] haer vermaeck, neemen in valsche saeck, raeckt vaeck als den godtloosen, / gevoert ter hellenkuijl [...] droevich [...] eeuwigh verderven, door ondeuchden voorseijt, die inder eeuwigheijt, de siel bedroeft doet swerven.
    Derde kolom:
    Want doot heeft sond noch schant, als met wat Aerd of sant, tijt maeckt haer weer tot aerden, Daer sij eerst quamen af, wie nammer veel int graf, ’twelck Jemant dwaes vergaerden, / Maer haer naeckt groot weeklag, wanneer den Jonghsten dach, haer uijt het graf sal wecken, En d’ondeucht die rijckdom, nu deckt met schijn van mom, sal Christus dan ontdecken, / En geven loon na werck naer dat in sweerelts perck, elck sijn tijt heeft versleten, wee die ’t godlijck gebot, veracht heeft of bespot, En tijts plicht heeft vergeten, / o godt gebenedijt, leert ons den gulden tijt, ten recht na waerden achten, want sij seer snel ontglijt, en slevens draet afsnijt, eer veele sulcks verwachten, / Die soo gesnuevelt sijn, In wellusts quaet fenijn, ’t welck sij te dwaes na Jaechden, en verachten ootmoet, om sweerelts staet of goet, ’twelck veel te spaed beklaechden, / Nochtans veel menschen snel, met onmatich gequel, nae schat en staet meest soecken, gelijckmen siet en hoort, En dickwels naer geboort, door dees oorsaeck vervloecken, / geluckigh is den mensch, die sijnen lust noch wensch, niet hecht aen aertsche dingen, maer door ’t god’lijck gebodt, en rechte liefd tot godt, seijn vleijslust kan bedwinghen, / Door ware weergeboort, om soo door d’enge poort, door Christum in te dringhen, o godt ons doch verhoort, wilt ons doch door u woort, tot dees saligheijt bringhen, / Door het geloof oprecht, met hoop aen liefd’gehecht, gerechticheijt verstercken, Rechtmatich naer godts wet, voorsichtich onbesmet, stantvastigh in goe wercken, / Ootmoedich als godts soon, sachtmoedich om de kroon, en rust bij godt te vinden, Door barmherticheijt goet, simpel reijnhertich vroet, als die vreed’ recht beminden, /
    Lanckmoedich met gedult, te lijden sonder schult, door ’t recht godlijck betrouwen, soo treden naer behoort, neerstich door d’enge poort, sonder eenigh verflouwen, / om soo des hemels-stadt, te bekomen vol schat, Die daer eeuwig sal dueren, wel hem die ’t aerts versaeckt, en soo het hemels smaeckt, Eeuwig bevrijt van trueren, / Leert ons o goeden godt, dat wij doch voor een slot, ten hooghsten dit betrachten, En u heijligh gebodt, als ’t eerst en hooghste lot, ten recht na waerden achten, / op dat wij uwen troon, door Christum uwen soon, hierna mogen aenschouwen, En om genaden loon, der uijtverkooren kroon, rechtsinnigh leeren, bouwen

    Teksten in de voorstelling.
    Op de liggende steen linksonder:
    ’t hert aerts gesint, door wellust blint. / hem binden laet, door ’t bedroch quaet. /
    volght staetsucht, noch opijns bedroch. / met gierichheijt, vol prijkels leijt. /
    Door lust van ’t vlees, vol angst en vrees. / hooghmoet hem plaegt, die ’t aerts na Jaegt / afgonst en nijt. hem staegh na rijt, / met de doot wreet, die ’t al vertreet. /
    veel ter ontijt. Dus tijt ontglijt, / wie godt recht mint, die ’t al verwint /
    Door waer ootmoet, in Christij bloet. / verkrijght na lust, de ware rust.
    Op het hartvormige bord, dat door de tot slaafgemaakte man opgehouden wordt: een recht aerts gesint hert / een slaef der slaven wert.
    Op de sokkel van het beeld links:
    Dat swerlts fortuijn hier geeft. / aen die in svleijs lust leeft. / door sijn aerts gesint hert / Ceris en Bachus grof en venus slecht van stof / dickwels geoffert wert. / of volgt Saturnus wreet / die sijn lijfs vrucht verbeet. / om te behouden staet / en door gewaende rust. / te leven in wellust. die haer dienaers verraet.
    Op de onderzijde van de gevallen zuil aan de rechterzijde:
    Die vast op godt betrouwt / en doort geloof recht bouwt / door hoop en liefde krachtich / in gerechticheijt goet. / rechtmatich met ootmoet. / die wort door Christij machtic[h]. / te leven met voorsicht. / stantvastich om godts licht. / hier eeuwig te verwerven. / en nimmer sijn bevreest. / voor afgonst of nijts beest. / noch oock voor tijtlijck sterven
    Op steen rechts (onder monogram en datering):
    De nooijt versade doot, spaert niemant kleijn noch groot, maer doet elck sterve leeren. / out Jong arm, ende rijck, overheert sij gelijck, en sij blijft trijompheeren. / over bisschop, prelaet, cardinale hoog van staet. selfs den paus god op aerden. / moet bucke voor de doot, nebukadneser groot, most mee de doot aenvaerden. / oock alexander groot, die koningen geboot, ’t geen elck gehoor most geven, / de doot hem niet en spaert, hij quam swaerlijk ter aert, doen hij was uijt het leven. / waer is den tammerlaen. en den grooten sultaen, uijt machomet gesprooten. / Cesaren nero wreet. de doot haer al vertreet, veel is haer bloet vergooten. / in haer hooge wellust en dwaes gewaende rust, daer sij seer op betrouden, / tvergif heeft veel verheert, oock nijt door afgonst sweert, hoe vast sij op staet bouden. / methush[...] waer is [...] en samson sterck en stout, meer als ooijt was gevonden. / absalom jonck en schoon, en asuweerus troon, de doot heeft s’al verslonden. / salomons wijsheijt groot, most wijcken voor de doot, al was hij rijck en machtich. / chasaelfael[?] geswind, int loopen [...] een hind, wiert door de doot neerslachtich, / geen doctoor soo geleert, of doot verheert, maer moet haer onderdaen sijn, / en geven haer tribuijt, dit is buijte dispuijt[?], men siet dat sij vergaen sijn. / soo [...] die sijn broot, most [...] oot, sijnen honger laven. / of slaven geboeijt, van menich [...] verfoeijt, ontwaerdich te [...] / gelijck [...] gebeurt, twelck [...] is betreurt, dat menich mens op aerden. / sijn minder soo verkracht, en tot den gront veracht,’t geen god acht groot van waerden.
    Boven de gevleugelde figuur met zeis (slecht leesbaar): tempus.
    Op de schaal van de balans links: van ieder schier besint. Dat men daer ’t hert op stelt.
    Op de rechterschaal met de bijbel: wie godts woort recht bemint, / verwint al ’t aerts gewelt. Op de bijbel: een waer ootmoedigh hert, / bij god hoogst geacht werd / Biblia
    Op de praalwagen bij de wapenschilden: blint werelts hert / aerts gesint
    Bij de figuren die voor de wagen lopen links: bedroch / verkeerde opinij
    Figuren staande voor de wagen: sotheijt / dronckenschap / [on] kuijs[heijd] / luegen / valsche eet. / bedroch / ongerechticheijt / wraeck / wanhoop
    Figuren op de smalle weg van links naar rechts: stantvastichheijt / simpel / ootmoet / neersticheyt en voor de poort: voorsichtichheijt.
    Figuren die van de smalle weg afgevallen zijn: wraekgierich / giericheijt / ongerechticheijt / luyheijt[?] / gulsic heijt / staetsucht.
    Figuren die zich afwenden van de smalle poort: nijt / bedroch / scheijnheijlicheijt / verkeerde opinij.
    Op de smalle poort: geloof en hoop / sterckt liefd haer loop.
    Onder het beeld ter linkerzijde van deze poort: waere ootmoet en ter rechterzijde: versaking sijn[?] selfs.
    Op de daklijst van het gebouw rechts: christies slevens fonteijn maeckt door waere boet reijn.
    Onder het raam: ootmoedich als een lam. / en simpel als een duijf / voorsichtich als ’t serpent. / wordt die sijn selfs recht kent.
    Boeken op de voorgrond van links naar rechts: quakers / arianen / atisten / sofisten / alcoran / sochijnis / libertijn / tenpeliers / David Jorissen / Knipperdolling
    Op het triktrakspel: tvermaeck der lichmissen.
    Op de twee liggende deuren rechtsvoor: poort van gasa
  •  
  • Literatuurverwijzingen
    De schilderijen van Museum Catharijneconvent  (Jeltje Dijkstra), 2002, p. 230-231, afb.
    • X 
    • Titel
      De schilderijen van Museum Catharijneconvent
    • Auteursvermelding
      J. Dijkstra, P.P.W.M. Dirkse en A.E.A.M. Smits
    • Plaats van uitgave
      Utrecht, Zwolle
    • Uitgever
      Museum Catharijneconvent, Waanders Uitgevers
    • Jaar van uitgave
      2002
    • Paginering
      575
    • Illustraties
      ill.
    • ISBN
      90-400-9661-9
    • Annotatie
      Bibliografie, registers op persoonsnamen, topografie, hoofdvoorstelling, inventarisnummer
    • Materiaal
      boek
    •  
    • Trefwoorden
      schilderkunst
    • Persoon/instelling
      Museum Catharijneconvent
    • Exemplaarnummer
      2002/494300D-301D
    Trijomph van Werelts rijck , 1984, afb.
    • X 
    • Titel
      Trijomph van Werelts rijck
    • Brontitel (Jrgang, Afl.)
      Catharijnebrief : magazine van Museum Catharijneconvent Utrecht (Afl. 6)
    • Jaar van uitgave
      1984
    • Paginering
      4-6
    • Illustraties
      ill.
    • Materiaal
      artikel
    •  
    Jaarverslag Rijksmuseum Het Catharijneconvent 1983 , 1984
    • X 
    • Titel
      Jaarverslag Rijksmuseum Het Catharijneconvent 1983
    • Plaats van uitgave
      Utrecht
    • Uitgever
      Rijksmuseum Het Catharijneconvent
    • Jaar van uitgave
      1984
    • Annotatie
      Bundeling van de jaarverslagen over de jaren 1976 t/m 1987
    • Materiaal
      boek
    •  
    • Persoon/instelling
      Rijksmuseum Het Catharijneconvent
    • Exemplaarnummer
      2006/645gtijdschriften J
    De brede en smalle weg; een alternatief door de eeuwen heen  (Robert P. Zijp), p. 35
    • X 
    • Titel
      De brede en smalle weg; een alternatief door de eeuwen heen
    • Auteursvermelding
      R.P. Zijp
    • Brontitel (Jrgang, Afl.)
      Vroomheid per dozijn 
    • Paginering
      35-42
    • Illustraties
      ill.
    • Materiaal
      artikel
    •  
    • Trefwoorden
      brede en smalle weg
  • Opmerkingen?
    Ziet u een fout of heeft u extra informatie over dit object?
    Laat het ons weten!
Laden
Pagina
1
Adlib Internet Server 6
Axiell ALM